Roek Corvus frugilegus

A.L.Spaans
Uit: Atlas van de Nederlandse Broedvogels pag 355,
Natuurmonumenten 's-Graveland 1979

De Roek is een karakteristieke vogel van onze parkachtige cultuurlandschappen, al kan een solitaire boomgroep in een verder geheel open graslandgebied reeds voldoende zijn voor de soort om zich er te vestigen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij vooral in het midden en oosten van het land talrijk voorkomt. 
Roeken broeden meestal in dichte kolonies, die soms vele honderden paren tellen; vroeger waren er in ons land zelfs kolonies met meer dan 2000 nesten. Plaatselijk nestelen de vogels in gezelschap van Blauwe Reigers. De nesten worden meestal gebouwd in hoge bomen van buitenplaatsen, kasteelbossen, parken, begraafplaatsen, eendenkooien, grienden en populierenbosjes; dit laatste vooral in het gebied van de grote rivieren. In grote boscomplexen komen zij hoogstens aan de rand voor. Bij uitzondering nestelt de soort ook wel eens tegen gebouwen. Vroeger broedden er ook vaak Roeken in de steden; thans is dat een bijzonderheid.
Roeken zoeken hun voedsel voornamelijk op gras- en bouwlanden, vaak in gezelschap van Kauwen. Het voedsel bestaat zowel uit plantaardig (granen) als dierlijk materiaal (voornamelijk regenwormen en emelten, ritnaalden en volwassen insekten). Zij foerageren ook regelmatig op vuilstortplaatsen.
De Roek is in ons land een stand- en trekvogel. Onze jonge Roeken trekken voor een deel weg naar Engeland; de oudere vogels doen dit slechts bij uitzondering en gedragen zich meer als standvogel. In het winterhalijaar wordt onze roekenbevolking aangevuld met vogels uit Noordoost-Europa.
De-huidige verspreiding in Nederland wijkt niet erg af van die van een halve eeuw geleden. Wel is het aantal broedparen in de jaren vijftig en zestig hard achteruitgegaan. In 1950 broedden er naar schatting ongeveer 50.000 paren in ons land, in 1970 nog slechts 10.000 paren, een vermindering van 80%. Daarna trad een zeer gering herstel op. De Roek is in het westen van ons land nu een vrij zeldzame broedvogel geworden. Boven het Noordzeekanaal heeft hij niet meer na 1962 gebroed en in Zeeland niet meer na 1967. Ook in Zuid-Holland zijn Roeken uiterst schaars geworden. Op de Waddeneilanden en in de Ijsselmeerpolders ontbreken zij helemaal als broedvogel.
De sterke achteruitgang van de Roek is waarschijnlijk vooral een gevolg geweest van vergiftiging door het gebruik van methylhoudende kwikverbindingen als zaalzaadontsmettingsmiddel in de landbouw. Ook in Engeland en Zweden gingen in dezelfde periode de aantallen achteruit. In Zweden werd ook direct bewijs gevonden voor roekensterfte door methylkwikverbindingen. In Denemarken, waar het gebruik van deze kwikverbindingen niet was toegestaan, nam het aantal niet af.
De achteruitgang in ons land is ook wel in verband gebracht met de systematische vervolging waaraan de soort gedurende enige tientallen jaren heeft blootgestaan vanwege de schade die hij aan de landbouw zou toebrengen en de lawaai-overlast die hij soms zou veroorzaken. Toch is dat niet waarschijnlijk, omdat in het licht van de bevolkingsdynamiek van de Roek de bestrijding daarvoor niet intensief genoeg was. Bovendien was de bestrijding in de jaren veertig, toen de populatie nog in aantal toenam, heviger dan in de jaren vijftig en zestig, toen het aantal achteruitging. Wel is het mogelijk dat de vervolging in de jaren zeventig een krachtig herstel van de roekenstand heeft tegengewerkt, omdat het afschot toen relatief hoog was. Sedert 1977 is de soort gelukkig gedurende het gehele jaar beschermd.
Roeken nestelen vroeg in het jaar. Reeds in februari zijn zij op de broedplaatsen aanwezig; zij kunnen al in maart op eieren zitten. Daar de vogels veelvuldig heen en weer vliegen tussen de kolonie en de voedselgebieden is het vaststellen van de soort als broedvogel niet moeilijk. Daarom mag worden aangenomen dat de verspreidingskaart vrij volledig is, al kan niet worden uitgesloten dat enkele incidentele broedgevallen over het hoofd zijn gezien. De soort werd meermalen gemeld als zekere broedvogel (transport van voer voor de jongen en pas uitgevlogen jongen), terwijl de kolonie in een ander blok lag. Als dat bekend was, zijn die gevallen geschrapt. Dit neemt echter niet weg dat enkele gevallen misschien onopgemerkt zijn gebleven. De waarschijnlijke broedgevallen hebben veelal betrekking gehad op nestbouw of op paren die werden verstoord, de mogelijke gevallen op foeragerende Roeken nabij geschikt broedbiotoop. In 1975 bedroeg de broedvogelstand naar schatting 12.000 paren, een fractie van weleer. Vergelijk dat eens met de 1,5 miljoen paren in Groot-Brittannië en Ierland, dat ongeveer tien keer zo groot is als ons land en waar de Roek de laatste tijd ook in aantal afgenomen is!


Broedvogelverspreidingskaart
Roek Corvus frugilegus
1973-77