Roek Corvus frugilegus

Uit: Wintervogels in Drenthe pag 217-218
Peter Venema, Stichting Werkgroep Avifauna Drenthe
Koninklijke Van Gorcum, 2001

Verspreiding
Blokfrequentie. De Roek is waargenomen in 317 kwartblokken (65%).
Trefkans. 7%.
Voorkomen. De Roek is zeer algemeen verspreid. De voornaamste concentraties zijn gevonden in het noordoosten, zuiden en zuidwesten van de provincie (figuur 220). De kaart is niet volledig. Vooral in de zuidelijke helft van de provincie zijn er een aantal hiaten in de verspreiding als gevolg van onvoldoende onderzoek. De zwaartepunten komen echter goed uit de verf.
De januari-verspreiding van de Roek in Drenthe is uit het verleden goed bekend1.
Roeken zijn in de jaren zeventig 's winters in alle delen van de provincie waargenomen met accenten in het zuidwesten, zuidoosten en noordoosten'. Ook uit de WAD wintertellingen in 1983-94 blijkt een vergelijkbare verspreiding (1, archief WAD). De top-tien van atlasblokken met de grootste januari-aantallen bevond zich in 1986-94 geheel ten zuiden van de lijn Vledder-Emmen (archief WAD). Dit past goed in het verspreidingbeeld van de Drentse broedkolonies waarvan de meeste zich eveneens ten zuiden van de lijn Vledder- Emmen bevinden1.

Biotoop
Roeken zijn in kwartblokken met alle soorten biotopen vastgesteld. Karakteristiek is deze vogel in kwartblokken met veel grasland en in blokken met veel wegen en bebouwing. In 46 kwartblokken waarin de meeste Roeken zijn geteld steekt de gemiddelde oppervlakte grasland (59%) met kop en schouders uit boven de andere biotopen (figuur 221). Van de kraaiachtigen kiest de Roek het meest voor grasland als winterbiotoop. Het aandeel water en wegen en bebouwing komt nog aardig overeen met die in een doorsnee Drents kwartblok maar de overige biotopen leveren fors in voor het grasland. Heide en naaldbos worden compleet vermeden.

Aantallen
Roeken overwinteren in zeer groot aantal in Drenthe. Het cumulatief totaal omvat 1396 trekkende vogels en 43346 pleisterende Roeken. Dit totaal benadert het berekende maxi- mum van 44.000 ex. De ondergrens van de winterpopulatie is berekend op 25.000 Roeken. Er is weinig winterinvloed vastgesteld. In januari 1996 en 1997 concentreerden Roe ken zich in een (iets) kleiner gebied maar liep het totaal aantal vogels nauwelijks terug. De meeste Roeken in één kwartblok zijn geteld in het Hunzedal bij Eexterveen (kwartblok 12-36-2) 900 ex. Juveniele Nederlandse (en Drentse) Roeken overwinteren voor een deel in het oosten van Engeland (1, Speek & Speek 1984). De achterblijvers krijgen gezelschap van broedvogels uit Denemarken, Zuid-Zweden en vooral Oost-Europa tot diep uit Rusland (1, Speek & Speek 1984). De Drentse broedpopulatie groeide van een dieptepunt van 3500-4000 paar in 1965-74 naar 6893-10308 paar in 1990-951. In januari 1978 zijn 27.000 Roeken in Drenthe geteld en werd het totaal op 30.000 vogels geschat1. Januari-tellingen in de jaren tachtig kwamen uit tussen de 10.000 en 20.000 Roeken en in 1990-94 zijn tussen de 6000 en 16.000 Roeken in Drenthe geteld (1, archief WAD). In tegenstelling tot de positieve broedvogeltrend lijkt het aantal overwinterende Roeken in 1978-94 geleidelijk te zijn afgenomen. Dit past niet in het beeld van het landelijke PTT-onderzoek, waaruit voor de Roek in 1980-95 een gemiddeld stabiele trend werd vastgesteld1. Wellicht zijn toch vooral verschillen in telmethode en -omstandigheden verantwoordelijk voor de kennelijke afname in 1978-94.



Roek (tekening: Peter Venema)


Literatuur: