Geweldige toename van de Roek Corvus frugilegus in Steenwijk

Ronnie Veldkamp
Uit: De Noordwesthoek, Jrg 25 (3): 78-81. (juli 1998)
 

Het gaat goed met de roek in Nederland. In 1943, toen de soort zijn beschermde status verloor, waren er c. 40.000 paren in ons land. In 1944 werden 45.567 nesten geteld. In 1950 waren er tussen de 49.750 en 55.500 broedparen. Menselijke vervolging en pesticidengebruik zorgden er daarna voor dat de populatie kleiner werd. In 1954 waren er 37.750 paren. In 1970 was het aantal teruggelopen tot 10.770 paren. De aantallen bleven geruime tijd laag want in 1975 kwam het totaal aantal broedparen uit op 10.929. In 1978 werd de soort weer beschermd en trad een herstel op. In 1980 waren er 20.000 paar, in 1985 30.000 (Glutz von Blotzheim & Bauer 1993, SOVON 1987). In 1995 werden in Nederland 53.176 paren geteld. Omdat niet alle kolonies werden geteld wordt het totaal aantal geschat op 58.000 paren. Ten opzichte van 1994 was er sprake van een toename van 11 %. In de jaren daarvoor was de toename respectievelijk 9 en 16% (Van Dijk et al. 1997).

effect verstoring broedplaats

In weerwil van, of misschien juist mede dank zij enige plaagstootjes van de Gemeente Steenwijk heeft het aantal vestigingen van de roek zich binnen de stadsgrenzen van Steenwijk uitgebreid van 4 in 1997 naar 9 in 1998. Wat wil het geval: begin 1998 is een poging ondernomen om de vestiging aan de J.H. Tromp Meestersstraat te verdrijven. Vanuit de burgerij werd geklaagd over overlast die roeken veroorzaken: ze maken lawaai, poepen op auto's en laten takken vallen. Men dacht een elegante methode te hebben gevonden om de vogels te verdrijven. De in 1997 gebruikte nesten werden voor de aanvang van broedseizoen 1998 verwijderd en er werden twee vliegerballonnen in het model van een zeearend in de toppen van de bomen aangebracht. Deze ingenieuze vliegers leken op afstand tamelijk realistisch en het had er alle schijn van dat de roeken onder de indruk waren. De directe omgeving van de 'zeearenden' werd een poosje gemeden. Toch kon men zien dat er al snel gewenning optrad. Bovendien bleken de vliegers niet bestand tegen weer en wind en enkele weken nadat ze waren bevestigd hingen ze al 'levenloos' en vormeloos in de kruinen van de bomen. Hierop gingen de roeken over tot de orde van de dag en werden er toch weer nesten gebouwd aan de J.H. Tromp Meestersstraat. Hoewel het niet te bewijzen valt, zou de toename van het aantal broedplaatsen in Steenwijk in 1998 wel eens (mede) veroorzaakt kunnen zijn door de gepleegde verstoring in de vestigingsfase. Hierdoor zijn vogels alternatieve broedplaatsen gaan zoeken.

aantallen

In tabel 1 zijn de aantallen nesten weergeven zoals die werden geteld op 11 april 1997 en 21 april 1998. De toename van 77 naar 174 nesten laat zich natuurlijk niet verklaren uit het gerommel aan de Tromp Meestersstraat. Er is sprake van een ware toevlucht tot Steenwijk.

Tabel 1. Aantallen nesten van de roek in Steenwijk in 1997 en 1998
 
Plaats 1997 1998
De Meenthe 26 27
Noordersingel 6 3
J.H. Tromp Meesterstraat 37 30
Goeman Borgesiusstraat 0 7
Tramlaan 0 1
Molenwal 0 32
Rams Woerthe 0 42
Slingerbos 0 27
Gagelsweg 8 5
     
Aantal kolonies 4 9
     
Totaal aantal nesten 77 174

de trek van kraaiachtigen naar de stad

In het laatste decennium is een aantal kraaiachtigen meer en meer in de stad gaan broeden. Men kan hierbij in de eerste plaats denken aan de ekster. Deze soort broedt weliswaar al zeer lang in steden, maar er is sprake van een forse toename. In bosgebieden gaat het de ekster niet voor de wind. Daar heeft de soort duidelijk terrein moeten prijsgeven. Een zelfde verhaal kan over de zwarte kraai verteld worden. Vroeger broedde de soort slechts weinig in het stedelijk milieu, tegenwoordig is het een tamelijk gewone stadsvogel. Ook de Vlaamse gaai, vroeger toch vrijwel uitsluitend een bosvogel, heeft het stedelijk milieu veroverd.

havik en kraaien

Vermoedelijk is het in het bos, het moeras en het kleinschalige agrarische landschap voor kraaiachtigen tegenwoordig minder prettig toeven nu de havik alom aanwezig is. In De Weerribben bijvoorbeeld neemt de zwarte kraai een zeer prominente plaats op de prooilijst van de havik in (Woets 1998). In De Wieden werd vastgesteld dat het aantal broedparen van de zwarte kraai van 350-400 in de jaren 1982-84 terug liep naar c. 100 in de jaren 1993-95 (Veldkamp 1998). Met deze waarnemingen is het oorzakelijk verband tussen opkomst havik en aantalsdaling zwarte kraai nog niet aangetoond, maar het is opmerkelijk dat de zwarte kraai in het tot dusver havik-vrije stadsmilieu juist is toegenomen. Hetzelfde geldt voor de ekster. Bij de Vlaamse gaai is de trend wat minder uitgesproken. Deze soort weet zich in het bos beter te handhaven dan ekster en zwarte kraai, maar toch zal de predatiedruk door de toename van de havik voelbaar zijn want de Vlaamse gaai is een belangrijke prooi van de havik. De toename van ekster en zwarte kraai in het stedelijk milieu zou te maken kunnen hebben met een toegenomen predatiedruk in het landelijk gebied. Bij de roek lijkt dit niet erg waarschijnlijk. Onder 3.682 prooien van haviken in Drenthe verzameld in de jaren 1982-92 werden slechts 6 roeken aangetroffen. Dat andere kraaiachtigen meer in trek zijn blijkt wel uit de gevonden aantallen Vlaamse gaaien (369), eksters (47), kauwen (56) en zwarte kraaien (101) (Bijlsma 1994). Het lage aantal roeken wekt des te meer verbazing omdat de roek in Drenthe zeer talrijk is.

Het lijkt dus niet aannemelijk dat een toegenomen predatie reden is van de verovering van Steenwijk door de roek. De voornaamste reden is gelegen in de sterke toename van de soort in onze regio, die er toe noopt nieuwe kolonies te stichten. Als de vogels met rust worden gelaten en foerageerterreinen in de directe omgeving te vinden zijn, dan willen roeken graag in steden broeden.