Vragen van het lid Schreijer-Pierik (CDA) aan de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over schade en overlast veroorzaakt door roeken en kraaiachtigen (Ingezonden 31 maart 2000) en antwoorden op de vragen van het lid Schreijer-Pierik (CDA) over schade en overlast veroorzaakt door en kraaiachtigen door G.H. Faber van 17 april 2000

Dit bericht is afkomstig van http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2000a/par00033a.htm

Vragen van het lid Schreijer-Pierik (CDA) aan de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over schade en overlast veroorzaakt door roeken en kraaiachtigen. (Ingezonden 31 maart 2000)

1
Heeft u kennisgenomen van de brief van de Wildbeheerseenheid West-Twente1 inzake roeken en kraaiachtigen die in de gemeente Wierden zorgen voor ernstige overlast voor bewoners en schade aan opstallen? Is er per saldo sprake van een toename van de roekenpopulatie?

2
Zijn u vergelijkbare gevallen van schade en overlast bekend?

3
Is het waar dat pogingen tot verjaging van de roeken in Wierden alleen maar geleid hebben tot verplaatsing van het probleem naar het buitengebied, en dat in deze aanpak dus geen afdoende oplossing gevonden kan worden voor het probleem?

4
Is het waar, dat bestrijding door afschot van de beschermde roeken niet mogelijk is omdat geen sprake is van schade aan landbouwgewassen, en dat derhalve ook geen verhaal bij het Jachtfonds mogelijk is, noch bij enige particuliere verzekering?

5
Is het waar, dat de vogels vooral ?s ochtends vóór zonsopgang schade aanrichten, hetgeen bejaging binnen de bepalingen van de Jachtwet (artikel 26) onmogelijk maakt?

6
Acht u de ontstane situatie, waarbij effectieve bestrijding van schade en overlast onmogelijk is, en de geleden materiële schade nergens verhaald kan worden aanvaardbaar?

7
Bent u bereid te zoeken naar mogelijkheden om met betrekking tot de roeken effectieve bestrijding van schade en beperking van overlast mogelijk te maken?

8
Zo neen, waar ligt naar uw oordeel de verantwoordelijkheid voor het vinden van een passende oplossing voor deze problematiek?

1 Brief Wildbeheereenheid West-Twente van 14 maart 2000 aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; gelijkluidende brief van 14 maart 2000 aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.


De Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk DN. 2000/1383
datum 17-04-2000

onderwerp
Schade en overlast veroorzaakt door
roeken en kraaiachtigen
(TRC 2000/3311)

bijlagen 1

Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van het lid Schreijer-Pierik (CDA) over schade en overlast veroorzaakt door en kraaiachtigen.

1
a. Ja, ik heb kennisgenomen van de brief van de wildbeheereenheid West-Twente.
b. De stand van de roek heeft sedert de jaren tachtig een krachtig herstel te zien gegeven, na een sterke daling in de periode 1950-1970. De jongste cijfers wijzen op stabilisati Ter illustratie: in 1943 bedroeg de stand 40.000 broedparen; in 1970 10.000, in 1980 20.000, in 1985 30.000 en in de jaren 1996-1998 60.000.

2
Mij is bekend dat ook in andere gemeenten in het oosten en zuiden van Nederland overlast bestaat van roeken.

3
Verstoring van broedlocaties kan leiden tot vorming van nieuwe kolonies elders. Het is mij niet bekend in hoeverre nieuwe kolonies in het buitengebied zijn ontstaan als gevolg van pogingen tot verjaging van roeken in Wierden. Of maatregelen gericht tegen het in gebruik nemen van bomen als broedplaats leiden tot verplaatsing van problemen hangt uiteraard af van de omstandigheden op de nieuwe locaties, in casu aanwezigheid van huizen en tolerantie van de bewoners.

4
De roek is beschermd in het kader van de Jachtwet. Dat wil zeggen dat het is verboden roeken te vangen of te doden, opzettelijk te verontrusten of hun nesten weg te nemen of opzettelijk te vernielen. Sedert lang is de jacht op de roek niet meer geopend. De wet biedt de mogelijkheid ontheffing te verlenen van genoemde verboden. Dat kan echter slechts voor doeleinden die genoemd zijn in de wet. Deze doeleinden zijn:

a. het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;
b. het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
c. de voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren en
d. de bescherming van flora en fauna.

Het is derhalve niet mogelijk vergunning te verlenen ter voorkoming van overlast. De EG-Vogelrichtlijn staat ook niet toe daarin te voorzien.

Tegemoetkoming uit het Jachtfonds is gelet op de Regeling vergoeding door wild aan-gerichte schade (10 oktober 1978, Stcrt. 200) slechts mogelijk bij schade toegebracht aan de landbouw, voorzover die bedrijfsmatig wordt uitgeoefend. Het is mij niet bekend of particuliere verzekeringsmaatschappijen voorziening bieden.

5
Indien sprake is van schade aan één van hiervoor genoemde belangen, en indien is vastgesteld dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, dan kan vergunning worden verleend tot het nemen van maatregelen. Daarbij kan ook ontheffing worden verleend van het in artikel 26 van de Jachtwet gestelde verbod te jagen tussen zonsondergang en zonsopkomst.

6, 7 en 8
Ik onderken dat de aanwezigheid van roekenkolonies op sommige plaatsen overlast kan geven. Zoals ook in voorgaande is aangegeven, zijn de wettelijke mogelijkheden om rechtstreeks maatregelen te nemen tegen overlast door roeken, beperkt. Voor mij staat echter geenszins vast dat uitsluitend door vergunningplichtige maatregelen kan worden voorkomen dat een bepaalde locatie als broedplaats in gebruik wordt genomen. Ik acht het mede de verantwoordelijkheid van de eigenaar of beheerder van de broedlocatie naar oplossingen te zoeken.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber
datum 17-04-2000

kenmerk DN. 2000/1383
bijlage
datum
kenmerk

bijlage Vragen