KunstKatern
Bijlage Drentse Courant / Groninger Dagblad
16 februari 2000

Kunstenaar Oscar van Doorn volgde roeken vanuit acht meter hoge caravan

Klerebeesten of boodschappers van de goden

In Hitchcock's 'The Birds' vallen ze met groot enthousiasme een klasje schoolkinderen aan; in de horrorreeks 'The Omen' is hun verschijning het voorteken van dood en verderf. Als kraaiachtigen in het nieuws komen is dat negen van de tien keer in negatieve zin. Afgelopen week nog zette de gemeente Hoogeveen nep-zeearenden in om een groep lawaaiige roeken van een kerkhof te verdrijven. Oscar van Doorn (51) rekent af met het hardnekkige imagoprobleem van de kraaiachtigen. De Brummense beeldend kunstenaar raakte gefascineerd door de mystiek van deze vogels en observeerde ruim een jaar lang het leven van de roek, zeg maar een uit de kluiten gewassen kraai. In een aftandse minicaravan op acht meter hoogte volgde hij dag en nacht een roekenkolonie in de uiterwaarden van de IJssel. Een abstracte impressie van zijn vier-seizoenen avontuur is nu te zien in het Natuurmuseum in Groningen.

Foto: Anne Marie Kamp
Een 70-tal panelen met een patroon van wijd opengesperde snavels geven de indruk van een immense, statische videowall.  Oscar van Doorn: "Voor mij zijn het fantastische edele beesten."

Op 21 maart 1998 trekken twee potige Belgische paarden een boerenkar twee kilometer stroomopwaarts langs de IJssel. Bestemming: het roekenbos nabij het Gelderse Brummen. Op de kar een kleine eivormige caravan en genoeg stellages om een steiger van negen meter op te zetten. Op de bok een bejaarde boer, wat gespierde helpers en landschapskunstenaar Oscar van Doorn, die vastbesloten is om van caravan en steigerden hoge observatiepost te bouwen."Die boer stelde zijn weilandje naast het bos en de kar zonder problemen ter beschikking," vertelt Van Doorn grijnzend. "En het mooiste was: het kostte me maar een fles jenever."


Door Janine Abbring

"Ik zat een jaar of twee geleden in mijn tuin, toen er een aantal roeken over vloog. Die beesten fascineerden me, en ik besloot er iets mee te doen. Wat precies, dat wist ik toen nog niet. Dat wist ik zelfs niet toen die steiger er stond en ik eenmaal in die caravan zat. Mensen verklaarden me voor gek, het waaide vaak hard en het gebied liep regelmatig onder water. Maar de observatiepost was hoog genoeg, ik ben nooit weggewaaid of -gespoeld."
Ruim een jaar lang volgde Van Doorn vanuit zijn 'nestkast' het leven van de honderden roeken in het bosje. Af en toe keerde hij terug naar zijn huis in Brummen, om de beelden die hij in zijn hoofd had uit te werken in zijn atelier. "Ik was terechtgekomen in een paradijs. Ik had in het begin zoiets van: dat ding staat er nu,ik ga gewoon genieten. Ik had ook geen idee hoe het kunstwerk eruit zou komen te zien. Eigenlijk werk ik altijd zo, ik begin ergens aan en weet nooit waar het eindigt. ik laat het als vanzelf ontwikkelen, en dan ontstaat er een eindproduct."
Foto: Anne Marie Kamp
Van Doorn maakt in zijn installaties hoofdzakelijk gebruik van grafische zwart-wit beelden.

Prehistorie.

Foto: Anne Marie Kamp
Gegolfde houten latten met fotofragmenten verbeelden de windsporen in het water van de uiterwaarden van de IJssel
Waar anderen minstens een flink geldbedrag in het vooruitzicht moet worden gesteld om voor langere tijd 'back to basics' te gaan, genoot de kunstenaar vrijwillig en met volle teugen van zijn sobere bestaan."Ik was wel wat gewend, ik heb vroeger wel eens meegedaan aan van die archeologische experimenten, toen heb ik geleefd als in de prehistorie. En in de caravan kwamen mensen me gewoon voedsel brengen. Mijn behoefte doen was ook niet zo'n probleem, er kwam verder niemand bij dat bosje. Kijk, je hebt inderdaad geen koelkast, geen douche. Maar die waren er op 2 kilometer afstand wel, en dat wist ik. En ik kon naar huis wanneer ik dat wilde."
Hoewel Van Doorn de meeste tijd in volledige afzondering, zonder telefoon leefde, zegt hij geen enkel moment van angst of verveling te hebben gekend. Alleen de koeien zorgden in het begin voor wat opschudding: "'s Nachts schuurden ze zich aan de steiger, en dan ging de hele handel heen en weer. Maar toen ik er een hek omheen had gezet was dat over. Ik heb me nooit verveeld. Ik genoot van de kleinste dingen, liet me overal door verrassen; de braakballen die ik vond tijdens een wandeling, of als er plotseling zwanen waren neergestreken. Met een velduil kreeg ik zelfs een heel bijzonder contact, dat werd echt mijn vriendje. Die vloog tijdens wandelingen met me mee en wachtte op me in de populieren. En de zonsop- en zonsondergangen waren elke keer weer een onvergetelijke ervaring."

Kolonie

Over een 'vriendschap' met de roeken in de kolonie maakt de beeldend kunstenaar zich overigens geen illusies. "Ik werd getolereerd, en dat was het. Op een dag, ik denk na een paar maanden, merkte ik opeens wel dat ze niet meer opvlogen als ik door het bosje liep. Een heel magisch moment. Ze dachten waarschijnlijk; die zit een beetje stom daar in die caravan, die doet verder niks. Maar ik kreeg met de roeken verder geen contact, zoals met die uil."
Van Doorn bivakkeerde in totaal vier seizoenen naast de roekenkolonie. Hij observeerde de roeken en fotografeerde de vogels en het landschap, leerde patronen, gedragsregels en bepaalde rituelen herkennen. De indrukken die hij opdeed combineerde hij met de mythologische achtergrond van de kraaiachtigen. "Ik herinnerde me op een gegeven moment ook dat roeken in mythologische verhalen juist boodschappers van de goden werden genoemd. In oude culturen waren ze wit, en dacht men lang niet zo negatief over kraaiachtigen. In onze maatschappij zijn het vaak lastpakken, die lawaai maken en je auto onderschijten. Toen wist ik dat ik me in dat grensgebied wilde gaan bewegen; zijn het klerebeetsten of juist boodschappers van de goden?

Grote chaos

"Ik maakte een jaar lang tekeningetjes, fotootjes, schreef op wat ik zag, maar wat ik er concreet mee ging doen wist ik nog niet. Het waren met name grafische beelden, zwart wit, heel fragmentarisch. Op het eerste gezicht leek het bijvoorbeeld alsof de nesten in die bor ien een grote chaos vormden. Maar als je langer, beter keek, dan zagje hoe geordend alles eigenlijk was. Bijna grafisch, en met dat patroon, dat ritme wilde ik iets doen. Ik legde alle beelden vast en sloeg ze op in mijn hoofd; kleuren, grafische vormen, lucht, licht, patronen, ritmes."

Het zijn bijna letterlijk die flarden van herinnering die Van Doorn uiteindelijk neerlegde in de koepelzaal van het Natuurmuseum. 'Hij verwerkte duizenden zwart-wit fotokopieën in een aantal installaties, die gezamenlijk een abstracte impressie vormen van zijn indrukken en belevenissen in het roekenbos. Sommige afbeeldingen zijn grofkorrelig, vlekkerig, een verbeelding van fladderende vleugels in het schemerdonker. Een 70-tal panelen met een patroon van wijd opengesperde snavels geven de indruk van een immense, statische videowall. Bezoekers kunnen de roeken zien door de ogen van de kunstenaar; de observatiepost is - weliswaar iets minder hoog - geïntegreerd in de tentoonstelling. Vanuit de kleine caravan heeft men uitzicht over een over de grond kruipend pad van gegolfde houten latten met fotofragmenten, een verbeelding van de zwevende vogels en de windsporen in het water van de uiterwaarden van de IJssel. Ver weg, op de achtergrond klinkt het monotone gekras van de honderden vogels in het Brummense roekenbos.

Foto: DC/GDFlauwekul

Voor de doorsnee Natuurmuseumganger is het abstracte gesammtkunstwerk, waar nauwelijks 'herkenbare' roeken aan te pas komen wellicht even slikken. Een collectie opgezette kraaiachtigen - waaronder uiteraard een roek - in de aangrenzende ruimte biedt minder kunstzinnig ingestelde bezoeker uitkomst. "Het is waar dat men hier in eerste instantie natuureducatie wil bedrijven, maar dat mijn werk voor dit museum te abstract zou zijn, vind ik flauwekul," meent de kunstenaar. "Ik leer de mensen juist om anders te kijken, om hun geest te verruimen. Ik hoop dat ik hen een andere kijk kan geven op die 'klerebeesten'. Ze prikkelen om de schoonheid van de roeken te zien. Ik heb inmiddels die stijl, die unieke persoonlijkheid ontdekt. Voor mij zijn het fantastische, edele beesten, die in het landschap bewegen als boodschappers van de goden."

Oscar van Doorn, ‘2000 Roeken', koepelzaal van het Natuurmuseum Groningen. In de aangrenzende ruimte is de tentoonstelling 'Kraaienbeesten' te zien, een overzicht van de kraaiachtigen in Nederland, en tot stand gekomen in samenwerking met de brugklassers van het Werkmancollege. Tot en met 29 oktober. Open: di t/m vr 10-17 uur, za en zo 13-17 uur. Ma gesloten.