Artikel uit Tubantia 21-06-2002

Nesten ‘roofgoed’

Weidevogels worden zeldzaam in Achterhoek

Van onze verslaggever

Het aantal weidevogels in Oost-Nederland neemt drastisch af. Dat is bijvoorbeeld in Eibergen, Beltrum en Groenlo goed te merken, vindt J. Borckink. Hij is jachtopzichter en coördinator weidevogels van de Vogelwerkgroep Eibergen.

Als er niets gebeurt, dan loopt het aantal weidevogels in de Achterhoek binnen enkele jaren terug tot twintig procent van het aantal dat hier rond 1998 nog broedde. Sommige soorten, zoals de grutto, zullen zelfs uit de streek verdwijnen. 

Borckink volgt de dramatische teruggang van nabij. ‘Vorig jaar waren hier nog drie broedende paren grutto’s. Dit jaar nog maar één. En dat terwijl we vijf jaar geleden nog zestig broedparen alleen al in Eibergen en Beltrum telden.’ 

De oorzaak is volgens hem zonder twijfel de verscherpte bescherming de laatste jaren van vogels als de kraai, de roek en de kauw, die de nesten van weidevogels leegroven. Bovendien mag er nauwelijks op de vos gejaagd worden. De nieuwe Flora- en Faunawet, doet er in de ogen van Borckink nog een schep bovenop. 

‘In feite is die wet de doodsteek voor tal van soorten. Je kunt zeggen dat de Achterhoek eigenlijk geen weidevogelgebied is, maar dat is onzin. Er zijn hier altijd kievieten, grutto’s en wulpen geweest. Zelfs de tureluur, maar die is hier erg zeldzaam geworden’, zegt Borckink. 

Het plan van de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer (VAN) om in het Beltrumse Veld, tussen Zieuwent en Beltrum, op honderd hectare aaneengesloten grasland zogeheten mozaïekbeheer toe te passen, juicht de Eibergenaar wel toe. De bedoeling is om steeds andere stukken in dat gebied te maaien. Vogels die een stuk land moeten verlaten omdat het gemaaid wordt, kunnen dan naar een naburig ongemaaid stuk vluchten. Het landschap krijgt dan van bovenaf gezien de aanblik van een mozaïek. ‘Dat beheer is goed voor de weidevogel, maar niet meer dan een halve maatregel. Als er niets tegen kraaien, roeken, kauwen en vossen wordt gedaan, zijn de weidevogels nog weinig geholpen’, meent hij. 

Ook het plaatsen van markeringen bij nesten en het ongemaaid laten van de plekken waar een nest ligt, haalt weinig uit. ‘De vos wordt niet voor niets een slimmerik genoemd. Ook de kraai is intelligent. Als ergens een nest gemarkeerd is, dan hebben ze binnen de kortste keren in de gaten dat ze juist daar moeten zoeken.’ 

De makers van de Flora- en Faunawet noemt hij ambtenaren die alleen maar achter hun bureau zitten en niet luisteren. ‘Die wet rammelt aan alle kanten. Ik denk dat ambtenaren het geen snars kan schelen dat boeren wildschade hebben. In de publieke opinie krijgt de boer vaak de schuld. En dat terwijl boeren wel degelijk van goede wil zijn en mee willen werken.’ 

Borckink meent dat de kraaien en roeken en vossen in toom moeten worden gehouden. Daarvoor kan volgens hem goed de Wildbeheereenheid worden ingeschakeld. Als de overheid dat niet wil, zouden specialisten moeten worden aangesteld. ‘Net als de rattenvangers bij de dijken.’