(De Twentsche Courant Tubantia 10 april 2003)

Lawaaipapegaai

Door Jos Oude Nijhuis

Kolonies krijsende roeken verstoren in woonwijken in Twente en de Achterhoek de rust. Sommige burgers nemen onconventionele maatregelen. Zo zijn in Neede vergiftigde roeken gevonden. Over een kraaiachtige die menigeen tot wanhoop drijft.

Roek of schurftkraai 

De roek lijkt het meest op de iets grotere zwarte kraai en wordt daar ook vaak mee verward. Behalve dat-ie als enige kraaiachtige in Nederland in kolonies broedt, onderscheidt hij zich door de paarsrode glans van zijn verendek. Het verendek van zijn meest gelijke, de zwarte kraai, vertoont namelijk een groen/blauwe gloed. Het best is de roek evenwel te herkennen aan de kale plek op de kop, pal boven de snavel. Dat heeft hem de bijnaam schurftkraai opgeleverd. De kauw, eveneens een zwarte kraaiensoort, is beduidend kleiner dan de 25 tot 30 centimeter die de roek van kop tot staart meet. Tot de familie van de kraaiachtigen in Nederland behoren trouwens ook de vlaamse gaai, raaf, ekster en bonte kraai. 

Groeiende populatie 

De roek is de afgelopen jaren in Nederland in aantal sterk toegenomen, mede onder invloed van zijn beschermde status. Die werd ingesteld nadat de roek in ons land met uitsterven werd bedreigd. Vooral door het gebruik van landbouwgif - ter verdelging van insecten - en de jacht - ter voorkoming van landbouwschade - was het aantal roeken in Nederland in de jaren zeventig tot circa 20.000 paartjes gedaald. Tegenwoordig kent Nederland, volgens de cijfers van de stichting Sovon Vogelonderzoek Nederland weer een kleine 70.000 roekenpaartjes. 

Thuis in het oosten 

In Twente en de Achterhoek telde Sovon vorig jaar zo’n 3260 roekenpaartjes. Volgens Arend van Dijk, kolonievogeldeskundige van Sovon, voelt de vogel zich van oudsher thuis in de weidegebieden van Oost- en Zuid-Nederland. Daar kan ie met enig gemak aan z’n dagelijkse kostje komen, vooral bestaande uit insecten. Hoewel Sovon roekenkolonies wel westwaarts ziet opschuiven, wordt de roek ten westen van Utrecht nauwelijks aangetroffen. 

Insectenverdelger 

Veel boeren hebben een hekel aan roeken omdat ze zich nog wel eens willen voeden met jonge aanplant, bijvoorbeeld in de vorm van pas ontkiemde maïs. Toch is de roek op de eerste plaats een insecteneter. In die rol zouden boeren hem juist moeten waarderen, want hij ruimt bijvoorbeeld ook de voor grasland schadelijk emelt - de larve van de langpootmug - op. De aanwezigheid van grasland is essentieel voor kolonies en groepen roeken. Om die reden zijn er, aldus kenner Van Dijk, ten noorden van de lijn Vroomshoop-Hardenberg, ook geen roekenkolonies te vinden. Daar liggen namelijk de Veenkoloniën waar de akkerland de weilanden nog steeds overheersen. 

Bij gebrek aan insecten neemt de roek ook z’n toevlucht tot plantaardig materiaal, zoals de eerder genoemde pas ontkiemde maïsplantjes. Dat roeken ook verantwoordelijk zijn voor het vernielen van met landbouwplastic afgedekte kuilvoerhopen en legsels van weidevogels, waagt Van Dijk te betwijfelen. ‘Dat zal een zwarte kraai veel eerder doen. Dat is namelijk een veel brutalere gast dan de roek’, zegt Van Dijk. 

Koloniebroeder 

De roek is een standvogel: hij broedt en overwintert in Nederland. Broeden doet ie in kolonies met nesten in rijen of groepen hoge loofbomen, zoals eiken en populieren. Mannetje en vrouwtje die samen een paartje vormen, zijn elkaar trouw - volgens deskundige Van Dijk - niet zelden een roekenleven (gemiddeld zo’n tien jaar) lang. Een roekenpaartje krijgt doorgaans een legsel van vier of vijf eieren, die na een week of drie uitkomen. Alleen als een legsel vroeg in het seizoen verloren gaat - bijvoorbeeld omdat het nest bij een voorjaarsstorm uit de boom wordt geblazen - wil een paartje nog wel eens opnieuw beginnen. Ook buiten het broedseizoen leeft de roek in groepen, meestal niet eens zover verwijderd van de kolonieplek. Vaak delen groepen roeken hun slaapplaatsen met zwarte kraaien en kauwen. 

Veel lawaai 

Een kolonie roeken bestaat uit een hoop druktemakers, die samen een hels kabaal kunnen veroorzaken. Aan het begin van het broedseizoen is het gekrijs vaak een gevolg van onderlinge twist en ruzie. De takken voor de bouw van een nieuw of de restauratie van een oud nest haalt de roek namelijk graag dichtbij: gappen bij de buurman; desnoods breekt ie diens ‘tent’ ermee af. Uiteraard betaalt de buurman wel met gelijke munt terug... 

Ook als de eieren uitkomen neemt het kabaal in de kolonie weer toe, doordat de ouden en jongen elkaar toeroepen. De nakomelingen zorgen bovendien voor een sterke toename van de uitwerpselen. Een crime voor de eigenaar van de auto op een naburige parkeerplaats. Geluk bij een ongeluk is nog dat bomen vaak goed in het blad zitten, waardoor niet alle uitwerpselen, die over de nestrand vallen, de grond of het blik van de heilige koe bereiken. 

Dichter bij mensen 

In de afgelopen jaren zijn nogal wat roeken met hun kolonies neergestreken in stedelijk gebied. Kenner Van Dijk zoekt een aantal redenen voor het feit dat veel roeken dichter bij mensen zijn komen wonen. Hoewel? ‘Steden en dorpen zijn ook richting het platteland, dus richting leefgebied van de roek, opgerukt’, constateert Van Dijk. Anderzijds zijn ook in steden lanen met hoge bomen aangelegd. ‘En niet zelden is er een sportpark, dus gras met insecten, in de buurt.’ Bovendien treft de roek in de stad veel minder vaak zijn belangrijkste natuurlijke vijand: de havik. 

Verstoren helpt (niet) 

Om van een lawaaiige roekenkolonie in een woonwijk af te komen worden roeken nog wel eens in hun doen en laten gestoord. Bijvoorbeeld met een ratelend en knallend geluid. Ook worden er wel een hele nesten met hulp van de brandweer uit bomen ‘gespoeld’. Dat mag zolang er niet wordt gebroed of jongen worden verzorgd. 

Maar verstoren werkt ook vaak averechts, weet Van Dijk. ‘Een kolonie splitst zich vaak in meerdere kolonies op; je zadelt andere en meer mensen met dezelfde problemen op.’ Volgens Van Dijk kan verstoren wel tot succes leiden als de roekenkolonies elders een plek wordt geboden: een bosje of een groep hoge bomen waar ze met rust worden gelaten. Maar garanties worden niet gegeven, benadrukt de Sovondeskundige. ‘Je kunt roeken niet met een bordje naar een andere plek verwijzen.’ 

Overigens genieten roeken ook nu nog gewoon bescherming van de Flora- en Faunawet. Wanneer ze evenwel aantoonbare schade aanrichten aan landbouwgewassen, beschikken provincies wel over de mogelijkheid om jagers een afschotvergunning te verlenen.