Volkskrant 1 april 2000

De bruidsschat van een klerebeest

Roeken die jongen opvreten, baltsen of rechtbankje spelen; kunstenaar Oscar van Doorn heeft ze gezien. Vier seizoenen lang observeerde hij de zwarte vogels vanuit zijn uitkijkpost. Zijn liefde voor hen werd niet beantwoord.

‘HALLO jongens', mompelt Oscar van Doorn als hij aankomt bij de roekenkolonie aan de oever van de IJssel bij  Brummen. De meute krassende, zwarte vogels geeft geen krimp. Dat had Van Doorn ook niet verwacht. Want al heeft hij een jaar mét en in de roekenkolonie gewoond, echt vriendjes met de dieren is hij nooit geworden.

Heel anders bijvoorbeeld dan bij het uiltje dat hem 's avonds op het pad opwachtte. Of de koeien in het weiland die zo nieuwsgierig rond zijn uitkijkpost samendromden dat nu, een half jaar nadat Van Doorn weg is, het paadje dat zij uitsleten, nog altijd staat afgetekend in het gras.

Maar de roeken hebben hem nooit in hun hart gesloten. Ze tolereerden hem, meer niet. 'Klerebeesten', moppert Van Doorn liefkozend.

Een jaar lang zat Van Doorn in zijn uitkijkpost: een oude caravan op een acht meter hoge stellage van steigerpalen De bedoeling was een roekenkolonie te observeren door alle seizoenen heen.

Het idee kwam eigenlijk zomaar bij hem op, vertelt hij in zijn nieuwbouwhuis in Brummen. De 52-jarige Van Doorn is landschapskunstenaar. Her en der in het land heeft hij stellages en objecten gebouwd. Een van zijn laatste tentoonstellingen was Gevonden landschap, gemaakt van alles en nog wat dat hij buiten vond.

'Op een dag zat ik in mijn tuin en zag de roeken overvliegen. Dat gebeurt elke dag rond dezelfde tijd. Ik dacht: goh, wat leuk.' Toevallig werd in Brummen geklaagd over de grote roekenkolonie buiten het dorp. De vogels maakten lawaai, ze scheten op de auto's, zo mopperden de mensen.

Een mooi object om nader te bekijken, vond Van Doorn. Hij huurde een stukje weiland naast de roekenkolonie, liet op een boerenkar met Belgische knollen ervoor steigerpalen en een caravan ernaartoe slepen, bouwde zijn hutje in de lucht en ging op de uitkijk zitten. Zonder vooropgezet doel. 'Ik wilde gewoon zien wat er op me af kwam, een beetje de dag verstaren.'

En dat zonder te worden gehinderd door meer dan een beetje elementaire kennis over de roek. Zo wist hij dat de roek een kraaiensoort is, te onderscheiden van de gewone zwarte kraai door zijn grijze, onbevederde gezicht en zijn roep die meer 'kaaa' dan 'kraa' is. Tot eind jaren zestig werd de roek bejaagd omdat hij schade toebracht aan landbouwgewassen.

De soort kreeg bovendien een zware klap door het uitbundig gebruik van landbouwgiften, die het eten van de roek vergiftigden. Sinds een jaar of dertig is de vogel beschermd en neemt hij in aantal toe. Momenteel broeden in Nederland vijftigduizend roekenparen, verspreid over het hele land.

Maar Van Doorn is kunstenaar, benadrukt hij. Geen bioloog, laat staan ornitholoog. Verwacht van hem dus geen wetenschappelijke uiteenzettingen over het sociale gedrag van de roek of de familiestructuur in een roekenkolonie. 'Ik heb veel meer gekeken naar beweging, licht en vorm.'

Dat wil niet zeggen dat Van Doorn niks van het gedrag van de roek heeft opgepikt. Integendeel, hij is gefascineerd geraakt door de 'rituelen', zoals hij ze noemt. Zoals in het voorjaar, als de roeken in cirkels achter elkaar aanvliegen om elkaar het hof te maken.

'De mannetjes hebben een polletje in hun snavel dat volgens mij een soort bruidsschat is. De vrouwtjes vallen vechtend langs de boomstammen naar beneden tot er eentje overblijft. Aan haar biedt het mannetje zijn schat aan.'

Of de steeds terugkerende 'avondgymnastiek' in de zomer als de roeken met zijn allen hoog opstijgen en als straaljagers weer neerduiken op de kolonie. 'En dat wel honderd keer.' Van Doorn is getuige geweest van lief en leed van de roeken Hij heeft jonkies in IJssel zien verzuipen tijdens hun eerste vliegoefeningen, hij heeft gezien hoe zwakkeren uit het nest vielen en opgevreten werden door hun soortgenoten. Hij heeft ook een 'roekenrechtbank' meegemaakt. 'Een klein groepje roeken zit dan te vergaderen, andere mogen er niet bij. Het schijnt dat vogels die de regels van de kolonie hebben overtreden, zelfs gedood worden, maar dat heb ik niet gezien.' En hij was getuige hoe roeken in georganiseerd verband een buizerd uit hun kolonie verjoegen. 'Ze gingen er met zijn tienen op af.'

Van Doorns oude caravan was van elementaire gemakken voorzien: kacheltje, fornuis, bed. Hij heeft uitgerekend dat hij 2500 uur heeft doorgebracht bij de roeken, die hem van lieverlee tolereerden, maar nooit dichterbij kwamen.

'Op een gegeven moment vlogen ze niet meer op als ik bij de kolonie aankwam. Dat vatte ik op als een teken van acceptatie. Maar ze vlogen altijd om mijn caravan heen, nooit eroverheen.' Langzaamaan raakte hij ook gewend aan het helse gekras van de zwarte vogels, dat de hele dag doorgaat.

De roek is een echte groepsvogel. De kolonie in Brummen met zeshonderd nesten is een van de grotere in Nederland. Ze lijkt een ongeorganiseerde wirwar van opvliegende vogels. Maar er zit wel degelijk structuur in, benadrukt Van Doorn. De vogels trekken in groepen met elkaar op. Hij heeft ook gemerkt dat er leiders zijn. 'Er zijn een paar vogels die signalen afgeven. Dan doen ze iets van "hohohohohoo" en dan vliegt het hele spul op.'

Waarom de roeken hun nesten schijnbaar lukraak over de bomen hebben verspreid - in de ene boom niks, in de andere zes tegelijk - is hem niet duidelijk. Er zijn zelfs heuse 'roekenflats', wijst hij aan. Op elkaar gestapelde nesten met verschillende ingangen. 'Misschien is dat één familie, of vinden ze het leuk om buren te hebben.'

Het voorjaar was de mooiste tijd, als het water zich langzaam terugtrok, jong groen het bosje veroverde en de uitgekomen jonkies een wit tapijt van schijt onder de bomen legden, waarop even later de brandnetels manshoog opschoten. Diezelfde jonkies zag hij een tijdje later rollebollen in de speeltuin', een stukje gras aan het water. 'Als jonge hondjes buitelen ze over elkaar heen, met stokjes spelend, aan elkaar trekkend.'

Herfst en winter waren stille tijden. Soms bleven de roeken wekenlang weg en was het oorverdovend stil in de kolonie. 'En net als ik dacht: ik ga weg, er gebeurt toch niks, dan kwamen ze in eens met zijn allen aanvliegen.' Vooral in het begin heeft hij veel gefotografeerd, geschetst en aantekeningen gemaakt. 'Na een tijdje dacht ik: laat maar gebeuren, laat me maar volstromen.'

De indrukken van zijn leven bij de roeken heeft Van Doorn verwerkt in de tentoonstelling 2000 Roeken in het Natuurmuseum Groningen, waar ook zijn oude caravan op poten staat. Het is vooral een grafische verwerking met foto's en fotofragmenten van roeken.

'Ooit gold de roek als boodschapper van de goden. Noach liet een zwarte vogel uitvliegen om land te zoeken. Maar in tegenstelling tot de duif, kwam de roek niet terug. Ik denk dat ik wel weet waarom: hij had land gevonden. Waarom zou hij dan nog terugkomen.' De zwarte boodschapper die niet terugkomt. Slim, maar geen mensenvriend, trouw slechts aan zichzelf. 

Marc van Dinther

Oscar van Doorn bij zijn roeken. (foto: Harry Cock)