Wolder Courant 30 januari 2002

Het project 'Roeken in De Wolden, Lust of Last?'wil een gemeentebrede discussie op gang brengen over de Roek. Het project zal van start gaan op vrijdagavond 8 februari met een informatie-avond voor alle inwoners van De Wolden. Om nu alvast uw interesse te wekken voor deze avond treft u op deze plaats tot 8 februari wekelijks een bijdrage aan over de roek, die telkens vanuit een andere invalshoek geschreven is. Deze week treft als zevende bijdrage in deze reeks een brief aan van mevr. J. W. Zwijnenburg-Roelofsen. Zij woonde 23 jaar tegenover het kraaienbos in Echten, waar de grootste en oudste roekenkolonie in de gemeente te vinden is.

In de 23 jaar dat wij in Echten woonden hebben wij veel genoegen beleefd aan de vogels. Al de jaren vanaf het begin hield ik een lijstje bij van de verschillende soorten die wij uit huis of uit de tuin vandaan ontdekten. Dat waren er ± 58. De meest spectaculaire (en ook luidruchtigste) daarvan was wel de roek. En het geluid dat ze met z'n allen maakten kreeg ik rechtstreeks aangevoerd. Want het waren mijn overburen, die hele kolonie zangvogels (volgens de boeken) van 300 of 400 nesten of nog meer, ik heb ze nooit kunnen tellen.
Ik heb met veel plezier tegenover ze gewoond, en vooral in het voorjaar, zo van februari tot juni, maakten ze behoorlijk herrie. Maar dat hoorde er gewoon bij zo rondom ons huis.
Als de broedtijd begon met de paarvorming, moest ik wel es lachen. Als er een roekenvrouw op een paaltje van de tuin zat en een mannetje met neerklappende vleugels almaar buigend om dat paaltje heen liep, soms ver nadat het vrouwtje allang weer weggevlogen was.
Bij het bouwen van al die nesten hebben de roeken mij van heel wat wintervuil dat in de tuin lag afgeholpen. Dat begon met grote takken, soms wel van een meter lang, en ik bewonderde die sterke beesten die er zomaar 20 meter mee de hoogte in gingen, zij het soms met moeite. Na de lange takken kwamen de kortere aan de beurt. Met bekken vol gingen ook die naar het nest in aanbouw. Voor de fijnere afwerking kwamen ze daarna mos uit de tuin halen. Van dat alles hadden we volop en alle roeken waren welkom. Wanneer ze in de tuin bezig waren stoorde ik ze nooit, want zulke goedkope werkkrachten kon ik wel waarderen. Wat later, als de kleintjes er waren, brak er een nieuwe fase aan, want dan werden de emelten uit de tuin gehaald, hun specialiteit.(emelten zijn larven van de langpootmug, die graswortels aanvreten, red) En daar was ik ze heel dankbaar voor, want ook dat konden ze veel beter dan ik.
En vanaf juni, als de kleintjes konden vliegen, was het 's avonds in de schemer soms prachtig om te zien hoe ze allemaal (en hun aantal schat ik op 2000) op de vleugels gingen vlak voor het slapen gaan. Hoe ze met één machtig geluid wat rondjes draaiden boven ons huis, in een dichte drom, en daarbij allemaal dezelfde zwenkingen maakten. Wie daarbij de richting aangaf heb ik nooit kunnen ontdekken, maar ik heb er altijd vol bewondering naar gekeken. Daarna werd het stil, ze zochten ieder hun plekje op in het roekenbos, en je hoorde ze de hele nacht niet meer.
'En hoe vaak hebben ze uw was bevuild?', vraagt u zich misschien af. Dat was ieder jaar op de vingers van één hand te tellen. Zulke fijne, gezellige en behulpzame overburen gun ik iedereen.